PO
WO&O

Hoogleraar wil als bestuurder laten zien dat het anders kan

Hoogleraar onderwijskunde Klaas van Veen verruilt de theorie voor de praktijk. Kan hij als bestuurder zijn leraren de professionele ruimte geven die hij als wetenschapper bepleit?

Tekst Bea Ros - redactie het Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

klaas-van-veen-1-9-22-foto-fred-van-diem-08

Beeld: Fred van Diem

De beste stuurlui staan aan wal. Klaas van Veen, sinds 1996 als onderwijskundige verbonden aan diverse universiteiten en sinds 2014 hoogleraar onderwijskunde, is zich daar terdege van bewust. “Het barst in het onderwijs van experts die zeggen hoe het moet. Zelf kon ik het de afgelopen jaren ook niet laten commentaar te geven.”

Dat was overigens niet de reden om nu zelf de boot op te stappen. Die beslissing kwam min of meer toevallig. Via de school van zijn zoontje kwam hij in contact met de medezeggenschapsraad en de Vereniging voor Christelijk Onderwijs met twaalf basisscholen in de stad Groningen (VCOG) en dat klikte. “Ik dacht: dit is anders dan de academie, hier gaat het om.” Van Veen is vanaf dit schooljaar bestuursvoorzitter bij VCOG.

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van november. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.

CHECK ALLE VOORDELEN VAN HET LIDMAATSCHAP

Wat sprak je precies aan?

“Dat alles om onderwijs draait. De pedagogisch-didactische discussies zijn anders, wezenlijker, bij de leeftijdsgroep 0-12 jaar dan bij studenten. Bij basisschoolkinderen zie je veel meer de kick van het leren en iets kunnen. Daar werd ik als pabostudent (1988-1992, red.) al vrolijk van en daar wil ik nu graag weer een rol in spelen. En heel belangrijk: de directeuren en leraren die ik bij VCOG sprak, delen dat enthousiasme.”

Bij kinderen zie je de kick van het leren en iets kunnen. Daar werd ik als pabostudent al vrolijk van

Hoe zorg je dat kinderen die kick krijgen?

“Dat heeft alles te maken met hoe je de klas organiseert. Dat bepaalt hoe leerlingen zich gedragen en of ze leren. You get the learning you organize for. Dat is waar ik als hoogleraar ook op gehamerd heb. Onze onderwijsministers en de inspectie luiden graag de noodklok en roepen voortdurend dat de kwaliteit van leraren beter moet. Maar ze kijken niet naar hoe het werk zelf is georganiseerd. Je kunt wel roepen dat leraren professionals moeten zijn, maar als je het werk niet zo organiseert dat ze professioneel kunnen werken, is dat een loos geluid. Met zoveel lesuren en zulke grote klassen komen leraren niet toe aan echt lesgeven, namelijk elk kind zien en weten wat het nodig heeft. Het verklaart ook eerder het schijnbaar dalend onderwijsniveau en de toenemende kansenongelijkheid dan de veronderstelde afkalvende kwaliteit van leraren.”

Dus de overheid kiest de verkeerde oplossingen?

“Ja, met als onbedoeld bijeffect dat leraren zich voortdurend gediskwalificeerd voelen: we doen het niet goed en we moeten worden bijgeschoold. Ik doe op dit moment onderzoek naar kansengelijkheid in Oost-Groningen. Het is ongelooflijk wat scholen daar doen om leerlingen te helpen. Leraren vertellen me: de suggestie vanuit Den Haag is dat we het niet kunnen en geen hoge verwachtingen van leerlingen hebben. Ze hebben geen idee. Gevraagd naar wat hun oplossing zou zijn, zeggen ze: het draait om aandacht en echt tijd hebben voor het leerproces van elke leerling. Dus verander de kaders, zorg voor kleine klassen en maak maatwerk en maatwerkdiploma’s mogelijk. Dat is iets anders dan met hulpteams langs de scholen trekken en leraren bijscholen, zoals straks met het masterplan basisvaardigheden weer dreigt te gebeuren.”

Leraren moeten lessen afdraaien en leerlingen door een soort aardappelsorteermachine duwen

Gelden die oplossingen alleen voor kansarme leerlingen of overal?

“Alle leerlingen hebben aandacht nodig. Dat lukt op dit moment nauwelijks. Leraren moeten lessen afdraaien en leerlingen door een soort aardappelsorteermachine duwen. Ruimte om leerlingen sterker te maken en vooruit te helpen, zit er niet echt ingebakken. Sommigen zeggen dat er niks mis is met grote klassen, zolang je maar goed frontaal lesgeeft. Het mantra is directe instructie, dat zou bewezen effectief zijn. Dat klopt maar ten dele, directe instructie is geen garantie dat je elk kind echt ziet en weet wat het nodig heeft om te leren. Je moet je organisatie zo inrichten dat elke leerling zich gehoord en gezien voelt en dat vraagt echt om kleinere klassen met zo’n zestien leerlingen. Als die basis er is, wil elke leraar zich als het nodig is wel laten bijscholen.”

Veel dingen die je noemt, vergen ander Haags beleid, maar wat ga jij straks als schoolbestuurder doen?

Lachend: “Voor die vraag was ik al bang.” Weer serieus: “Allereerst wil ik een beeld krijgen van de twaalf basisscholen: wat doen ze allemaal al, waar lopen ze tegenaan en waar zijn ze echt mee geholpen? En dan wil ik samen met hen praten over hoe we hen meer ruimte kunnen geven om lessen voor te bereiden en het leren van leerlingen te analyseren. Ik ben benieuwd hoeveel ruimte daarvoor is en hoe ver we kunnen komen.”

Bedoel je financiële ruimte of qua inspectie?

“Van de inspectie mag vrij veel. Dus de vraag is vooral wat je binnen de financiële kaders allemaal anders kunt doen. Die discussie wil ik heel graag met de scholen aangaan. Een ander punt dat ik graag met hen wil bespreken: we hebben ons regulier onderwijs nu zo georganiseerd dat elke leerling in groep 3 het technisch lezen onder de knie moet hebben, maar is het voor sommige leerlingen niet beter als je meer aansluit bij hun leerbehoeften en ontwikkeling? Dus minder uniforme eisen stelt. Laten we de ontwikkeling van soft skills als zelfvertrouwen, samenwerken en initiatief tonen net zo zwaar meewegen als leren lezen en rekenen.”

Je kunt wel roepen dat leraren professionals moeten zijn, maar als je het werk niet zo organiseert dat ze professioneel kunnen werken, is dat een loos geluid

Verder wil hij het met zijn twaalf scholen en de inspectie graag hebben over de waarde van het schooladvies. Uit recent onderzoek van collega’s blijkt dat dit advies een betere voorspeller is dan de citotoets. Dus laten we ophouden zoveel gewicht te hechten aan die toets en leerlingen er zelfs voor te laten oefenen, zegt Van Veen. “Ik wil geen leerlingen die leren inschatten wat het goede antwoord moet zijn, maar die leren nadenken. Een van de mooiste definities van leren hoorde ik in een documentaire over een school in San Diego, High Tech High: leren is iets creëren dat er eerst nog niet was. Dat soort leren geeft de grootste voldoening en dat zou je willen zien. Dat is iets anders dan reproductie, leren voor de toets en getest worden. Dus ik ga met mijn leraren ook graag in gesprek over de waarde van de Cito-toets en hoe we daarmee omgaan.”

Als bestuurder word je straks wel afgerekend op de Citoscores

“Ja, dus dat vraagt om in gesprek gaan met elkaar en met het ministerie en de inspectie: is dit het leerproces dat we willen zien?”

Zeggen je medebestuurders: Klaas, je bent naïef of te idealistisch?

“Dat hebben ze nog niet gezegd. Ik heb juist al heel leuke reacties en uitnodigingen gehad. Misschien dat ze het wel denken, dat zou kunnen. Mijn belangrijkste rol als bestuurder vind ik ruimte creëren voor leraren om echt les te geven. En ervoor te zorgen dat ze zo min mogelijk last hebben van de ruis van beleid die je in elke organisatie hebt.”

Als mensen weggaan omdat ze nauwelijks toekomen aan lesgeven, dan heb ik het verkeerd gedaan

Je hebt wel eens geageerd tegen de tendens om het beroep interessanter te maken door leraren andere taken dan lesgeven te geven. Hoe kijk je daar als bestuurder tegenaan?

“De kern van beroep zit in de kick van het lesgeven. Dat zijn de leraren die ik wil hebben, mensen die enthousiasme uitstralen. Aantrekkelijke loopbanen creëren met taken waardoor ze uit de klas weggaan, daar ben ik heel erg tegen. Als je kijkt naar onderzoek waarom mensen het onderwijs verlaten, is dat zelden of nooit omdat ze geen carrière kunnen maken. Wel omdat ze te weinig tijd hebben om hun werk goed te doen. Een van de leraren uit mijn onderzoek in Oost-Groningen zei: dit is de leukste school op aarde, ik kan iets betekenen voor deze kinderen. Mijn taak als bestuurder is dat leraren dat gevoel blijven houden. Als mensen weggaan omdat ze nauwelijks toekomen aan lesgeven, dan heb ik het verkeerd gedaan.”

Lees ook: Steeds meer stuurlui staan aan wal